Een bepaalde fluorescentie in de canon van de sneeuwkunst was tijdens de middeleeuwen, toen dingen werden gemaakt met sneeuw om een verklaring af te leggen. Op sommige plaatsen was er een traditie onder kunstenaars om steden met sneeuwmannen te bevolken na een hevige sneeuwval. In een tijd dat hongersnood, pest, ziekte en conflicten niet ongebruikelijk waren, bracht sneeuw vaak winterfeesten en andere officieel goedgekeurde moraalboosters, die enkele momenten van opluchting en lichtzinnigheid verschaften aan mensen die anders op gras zouden overleven of dood zouden vallen. De gedachte was dat het publiek een week of twee stoom kon afblazen - met erotische dansen, overmatig drinken, politieke moppen en openbare kunstvertoningen - maar op een enigszins gecontroleerde manier. Dat is precies wat zich afspeelde in Brussel, toen een belangrijke stad in het hertogdom Brabant, tijdens de bijzonder wrede winter van 1511. Het heette de 'Winter of Death' en de stad was bedekt met sneeuwmannen.
Voor zes opeenvolgende weken, beginnend op 1 januari, bleef de temperatuur onder het vriespunt. Een winterfestival werd uitgeroepen, een broodnodige afleiding van de kou, de klassenstrijd, en de Gelre, een ander hertogdom in het noorden dat de gewoonte had om Brussel aan te vallen.
Van de kleurrijke overgeleverde verhalen, waaronder van de stadsdichter en verschillende dagboeken, we weten dat dit niet je eenvoudige, drie-ballige sneeuwmannen waren. Elke hoek van Brussel was bezet met witte figuren die het lokale nieuws of de klassieke folklore versmolten. Er waren bijbelse sneeuwfiguren, sneeuwzeemidders, sneeuweenhoorns, sneeuwwildmannen, sneeuwzeemeerminnen en idioten in sneeuwdorpjes. Sommigen van hen werden naast elkaar geplaatst om een slim samenspel en contrast te creëren. Sommige sneeuwmannen waren gebaseerd op de iconen van de kalender, zoals Janus (januari) en Pluto (februari), of de tekens van de dierenriem. Een sneeuwtafereel van Christus met de Vrouw van Samaria. Een predikende monnik met een druipende neus. Een tand-trekker. De man in de maan. Roland blaast zijn hoorn. Cupido bovenop een pijler met een getrokken boog. St. George redt de prinses van een draak. Adam en Eva. Onder de sneeuwsculptuurtuin die de stad was geworden waren 50 uitvoerig uitgevoerde scènes met een totale bevolking van 110 sneeuwmannen. De kracht en de alomtegenwoordigheid van de displays leverde het festival de titel op van het 'Mirakel van 1511'.
Buiten het huis van Filips van Bourgondië, zoon van Filips de Goede en opperbevelhebber van Nederland, stond een Hercules-figuur. De wonderbaarlijk mooie, perfecte proporties van de sneeuwpop suggereren dat Philip werd geholpen bij de constructie door hofschilder Jan Gossaert, een leider in de Italiaanse architectuur en Renaissance kunst die zojuist verschillende naaktschilderijen had gemaakt van de Griekse held voor Philip.
Er waren werken van kunstenaars en ambachtslieden, maar dit festival ging over de gewone Brusselaars. Veel van de sneeuwsculpturen vertegenwoordigden de angsten, frustraties en verlangens van het publiek. Er waren politiek geladen en seksueel obscene taferelen op straat om te zien - een vorm van visuele satire en sociaal commentaar. Huidige gebeurtenissen, klachten, lokale problemen - als het hinderlijk was, werd het gebeeldhouwd. Sneeuw heren gokten in de buurt van de Houtmarkt (houtmarkt). Vlakbij was een urinerende "fontein-jongen", vandaag een symbool van de stad Brussel. Een sneeuwkoe bemestte de grond. Alles bij elkaar, volgens historische bronnen, was meer dan de helft van de scènes seksueel of scatologisch van aard. Talrijke sneeuwfiguren werden gebeeldhouwd in erotische omhelzing. Een sneeuwpaar maakte liefde voor de stadfontein. In de rosse buurt stonden prostituees op hoeken. In een andere scène verleidde een sneeuwnon een man. Het was een open forum om verborgen verlangens te bevredigen en de onderwereld te roeren.
Een weergave van bevroren politici werd de feitelijke geopende pagina van de stad. De meest gevreesde personages, van de duivel tot de vijandige heerser uit Poederijen, werden vervaardigd in compromisloze houdingen. Een sculptuur van Redbad, de laatste koning van Frisia ("Freeze Land"), vertegenwoordigde Satan en was symbolisch verantwoordelijk voor de diepe wintervorst die elk jaar levens en bestaansmiddelen bedreigde.
De geschiedenis is al lang vergeten het Mirakel van 1511, evenals de ballade die de gebeurtenis beschrijft door de officiële stadsdichter Jan Smekens, "Dwonder van claren ijse en snee: een verloren en teruggevonden gedicht" ("The Miracle of Real of Imaginary Ice and Snow: A Lost and Then Refound Poem "). Misschien had een kortere titel kunnen helpen, maar eigenlijk waren het de status van de ballad en de sneeuwsculptuur als 'lage kunst' die hen al deze eeuwen verwaarloosde. Ondanks een herdruk van het gedicht in 1946 beschouwden literaire historici het nog steeds als een amateur in stijl en geschreven in een vulgaire, retorische taal in plaats van in het Latijn of Frans.
Het wonder van 1511 was niet het eerste sneeuwfestival en de bewoners waren niet de eerste sneeuwmannen. Er was een kleinere schaal in 1481, en nabijgelegen steden organiseerden soortgelijke evenementen: Mechelen (1571), Rijssel (1600 en 1603) en Antwerpen (gedurende de 17e en 18e eeuw). Maar het Mirakel van 1511 was degene die over hen allemaal regeerde. Het veranderde de samenleving van Brussel eigenlijk door het publiek een stem te geven en een verandering in de machtsverhoudingen te helpen beïnvloeden. Dit was het beslissende moment van de sneeuwman, het moment dat het voorbij de winterafleiding tot politieke kracht rees. Die sneeuwmannen veroorzaakten gedachte, woede en vreugde, en dwongen zelfs mensen hun plaatsen in de wereld opnieuw te beoordelen. Deze sneeuwmannen waren rocksterren, en het Mirakel van 1511 was Woodstock.
Bob Eckstein is een New Yorker cartoonist en auteur van De geïllustreerde geschiedenis van de sneeuwman.